The business of stories is not enchantment.
The business of stories is not escape.
The business of stories is waking up.
Zo begint het boekje Courting the Wild Twin van Martin Shaw, mytholoog en schrijver. Daarin beschrijft hij en reflecteert op twee sprookjes die over hetzelfde lijken te gaan: het naar huis lokken (integreren) van het bij de geboorte afgesplitste wilde deel in onszelf.
De ‘wild twin’ heeft meerdere gedaantes: een worm die uitgegroeid is tot een afschrikwekkende zwarte slang met harde schubben en een gremlinachtige vrouw, bemodderd, haar trekken donker, vertrokken in een grimas, met een kap over haar hoofd om haar gezicht in schaduw te hullen.
In beide verhalen vindt een transformatie plaats wanneer de wezens thuis worden geroepen en hun kracht en schoonheid wordt ingezien (wordt geïntegreerd). Het monster blijkt monsterlijk geworden door buitensluiting, of blijkt met zijn monsterlijkheid juist een doel te dienen. Maar die transformatie van donker naar licht, naar “aanvaardbaar” of zelfs “normaal”, interesseert me eigenlijk het minst in de verhalen. We kennen allemaal het monster dat tot een mens wordt liefgehad.
Voor mij ligt het zwaartepunt van de verhalen juist in het eerste contact maken met je ‘wild twin’, de schrik die je tot diep in je botten voelt bij de realisatie: ook dít is deel van mij. We willen graag naar het einde van het verhaal reizen: waarin het donker alweer licht geworden is, de zon zich laat zien, er een feestmaal wordt voorbereid, een bruiloft wordt gevierd. Maar er ligt genot in het donkere deel. Het is zonde haar meteen naar het licht te willen roepen, te transformeren, te integreren.
Of zoals Martin Shaw het in zijn weergaloze tovertaal schrijft:
Know your twin and you will become distracted by fiery angels languishing round the water cooler, you will beat your palms to drums no one else can hear and subtle ideas will fly from you. At least that’s what I hear. The wild twin doesn’t fetishize surety, embezzle guarantees or even really believe they exist. It hides chocolate in the pockets of your scruffy-haired nephews and whispers forgiveness as it walks through the gardens we have neglected to tend.
- p. 10, Courting the Wild Twin
Het is het verlangen naar een deel van jou dat nog onbekend en wild is. Een deel van jou dat door de bossen waadt, tot aan haar knieën in de modder, paddenstoelen en bessen foerageert, een haas, een hert, een schaap tot zich neemt als de maan vol aan de hemel staat en jankt en schreeuwt om haar verstoten-zijn met een stem die jij nog nooit aan je eigen verdriet hebt durven geven. Waar jij fluistert, brult zij, waar jij de liefde bedrijft, laat zij zich compleet bezitten.
Ik ben op een punt in mijn leven waarop zij, mijn ‘wild twin’ zich steeds meer laat zien: ik voel haar als ik in mijn eentje door het bos loop in de regen, voel haar vanachter de bomen naar me kijken. Ik voel haar in het spannen van mijn spieren, in het uitdijen van mijn lichaam, in mijn stem die steeds luider durft te zijn.
En ze komt tot me in mijn dromen:
Uit een donkere gang komt een monsterlijke geestverschijning: haar handen vooruitgestoken in klauwtjes, haar voeten gewichtloos zwevend boven de grond. Ze heeft het op mij gemunt. Ze achtervolgt me door het pand, vochtige kelders, eindeloze trappengangen, rood velours. Steeds als ik omkijk, is ze daar, maar verandert ze van gelaat. Elke keer dat ik langer durf te kijken, niet wegkijk, nemen haar monsterlijke trekken af. Haar voeten raken de vloer, haar handen ontspannen, het bloed vloeit terug haar aderen in, geeft haar kleur. En midden in een dimverlichte kamer blijf ik staan en wacht op haar. Ze verschijnt met de regelmaat waar ik inmiddels aan gewend ben en laat zichzelf in haar ware aard zien: een exacte kopie van mij.
Waarschijnlijk is het een levenslang proces: haar aankijken en zien hoeveel ze op me lijkt en tegelijkertijd haar eigenheid niet verstoren. Misschien is dat de reden dat ik ’s ochtends uit bed kom: haar geschubde staart uit mijn droom zien verdwijnen en haar in deze wereld achternagaan.
Comments